De twaalfde Kees Lunshoflezing werd verzorgd door Reinier van Zutphen, Nationale Ombudsman. De titel van zijn lezing is: ‘Klimaatakkoord: is de burger akkoord?’
Lezing van Reinier van Zutphen: "Wat willen we wel allemaal?
In ieder geval weten we één ding: we willen dat die overheid eerlijk is. Ze moet zeggen wat er aan de hand is. We willen een overheid die deskundig is.
… omdat je laat zien dat je als overheid altijd moet zeggen dat iemand welkom is en nooit verkeerd is verbonden. Dat is de allerbelangrijkste les die wij trekken uit wat de burgers ons vertellen.
Daar kijken wij ook naar als wij naar de overheid gaan om te zeggen of zij wel of niet behoorlijk aan het werk is.
Die behoorlijkheid van de overheid is ongelooflijk belangrijk. Dat kan op allerlei verschillende manieren, maar één ding is zeker: de burger wil dat ook tegen de overheid kunnen zeggen, tegen een mens van vlees en bloed.
In die akkoorden is er dus weinig plaats voor dè burger. Er is wel heel veel plaats voor anderen, voor belangenorganisaties, voor belangenbehartigers, voor medeoverheden en voor anderen, maar niet echt voor de burger. De vraag of de burger akkoord is, is eigenlijk niet eens gesteld in die voorfase.
Maar vooraf, bij het betrekken daarvan, is het maar helemaal de vraag of de burger daar op enigerlei wijze bij betrokken is geweest.
Er staat in het klimaatakkoord zelf dat er een formele rol is voor de Raad van State. Als je kijkt naar de bedoeling van die wet, dan zou de Raad van State intensief betrokken zijn bij de ontwikkelingen, want het is een adviseur van de overheid en van de regering. Maar in het klimaatakkoord wordt dat teruggebracht naar de formele rol en geen inhoudelijk betrokken rol. U ziet dat ook daar op de een of andere manier de rol wordt weggezet en weggeschoven, want de Raad van State zou heel goed in staat moeten zijn – denk ik – om het perspectief van de inwoners, van de burgers van Nederland in het oog te houden.
De ombudsman zegt in zijn visie dat hij erin gelooft dat in ieder overheidshandelen het perspectief van de burger is geborgd. Daar zijn we op uit. Daar is overigens ook de Raad van State op uit en ook de Rekenkamer, het andere Hoge College van Staat. Maar we zien dat niet terug in de wet- en regelgeving.
Dat betekent dat burgers niet altijd het gevoel hebben dat ze kunnen vertrouwen op wat er is besloten. Dat vinden wij ook terug in de manier waarop mensen zich tot ons wenden als er dingen fout gaan, als er klachten zijn en als de overheid niet adequaat reageert, onbehoorlijk is. Daar zit echt een probleem als het gaat om uitvoering.
Die uitvoering: waar wordt die uitgevoerd? Waar komt die terecht? Ik zei het al even, die komt terecht bij andere overheden dan bij de centrale overheid en ook bij niet-overheden. Die komt terecht bij private ondernemingen, bij publiek-private samenwerking, in nieuw gecreëerde overheden zoals gemeenschappelijke regelingen. Op die manier worden de dingen verder op afstand gezet van de burger.
Er zijn gemeenten die naamloze vennootschappen creëren om mensen beschut te laten werken.
Het is ongelooflijk nodig dat u, de journalistiek, laat zien en vertelt wat er aan de hand is, hoe de systemen in elkaar zitten, wat de effecten op de burger zullen zijn en hoe ze zich teweer zouden kunnen stellen. Het kan positief of negatief zijn, maar het gaat in eerste instantie om de juiste en goede informatie en vervolgens om het doorredeneren over de betekenis van die informatie voor de samenleving, voor een kleine gemeente en voor een grote gemeente.
Er zijn bijna 1200 gemeenschappelijke regelingen. We hebben veel minder gemeenten door opschaling maar tegelijkertijd schalen we af verder van de burger weg met 1200 gemeenschappelijke regelingen in allerlei verschillende vormen.”
Iedere burger die zich actief bezighoudt met de overheid, participeert en bijsturing wil, herkent zich in bovenstaande woorden van de Ombudsman. Dat begint al bij kleinere kwesties. Zoals bijvoorbeeld een brief aan het bestuur van stadsdeel Zuidoost die ik wilde overhandigen aan de balie van het stadsdeelkantoor en die niet geaccepteerd werd omdat de ontvangstbalie die vroeger wel brieven in ontvangst nam en daarvoor een ontvangstbevestiging afleverde, gesloten was, al enige tijd en blijvend. Via een bord werd verwezen naar de informatiebalie, die mij meedeelde dat zij die brief niet accepteerden, want dat zij geen ontvangstbevestiging mogen afleveren en dat de bezorging bij het bestuur zo mis zou kunnen gaan. Intussen staan achter de ontvangstbalie (die gesloten is) drie ambtenaren te discussiëren. Dat is absurd natuurlijk. De voorheen verleende dienstverlening wordt nu dus afgebouwd. Dat is geen teken van een toegankelijk bestuur.
Het gaat vaak over belangrijker kwesties, zoals het behoud van natuur en biodiversiteit in het NNN rond de Gaasperplas. Die dreigen wij in grote mate te verliezen in de herinrichtingsplannen van het bestuur. Daarvoor is dan wel een groot ‘participatietraject’ opgezet, maar van participatie was nauwelijks sprake. Zie ook dit bericht.
En ook in dit geval is er een gemeenschappelijke regeling bij betrokken, want recreatieschap Groengebied Amstelland is zo'n gemeenschappelijke regeling, en die is niet democratisch. De Raad van State waarschuwt al jaren voor overheden die zonder de nodige juridische en democratische onderbouwing besluiten nemen. Na twee uitspraken van de Raad van State zijn ook twee besluiten tot verlening van een omgevingsvergunning door het stadsdeelbestuur nietig verklaard. Zoals ik al schreef, dat is onbehoorlijk bestuur.
Hoe reageert het bestuur hierop? Helemaal niet, dat glijdt als water van een eend van het bestuur af. Intussen gaat het bestuur op dezelfde leest verder, en is op weg om weer twee besluiten door de rechtspraak nietig te laten verklaren. Maar men probeert het gewoon weer. Dat is ook nog een schoffering van wetgeving en rechtspraak. Dat de Ombudsman zich zorgen maakt over gebrek aan behoorlijk bestuur is normaal. Maar ook het vertrouwen van de burger in bestuur en politiek dreigt daardoor nog verder te dalen.
Nieuwjaarstoespraak van mr. Arthur van Dijk, commissaris van Koning in de provincie Noord-Holland:
Vertrouwen van de bevolking in de overheid is een hoeksteen van ons politieke stelsel en democratie. Ondanks dat Nederlanders grosso modo vertrouwen in de overheid hebben, is het nodig dat aandacht aan het vertrouwen blijft worden besteed.
Vertrouwen van de bevolking in het eigen openbaar bestuur, dat is - zonder dat we dat misschien voldoende beseffen - een hoeksteen van het politieke bestel. Als het daaraan zou ontbreken, dan kun je als overheid alleen nog met repressie de boel bij elkaar houden. En dan is er dus feitelijk geen sprake meer van democratie.
Onderzoek laat zien dat Nederlanders grosso modo vertrouwen hebben in de overheid.
Maar er is wel enige aanleiding tot zorg. Het gaat bij vertrouwen in de overheid om een veelomvattend begrip. Waar hebben we het dan over?
Graag stip ik 3 elementen van ‘vertrouwen in de overheid’ aan. 3 elementen waarop dat vertrouwen zich richt.
In de eerste plaats kunnen mensen – heel fundamenteel – meer of minder vertrouwen hebben in de morele principes waarop het openbaar bestuur gestoeld is, en die bijvoorbeeld vervat zijn in de Grondwet, en die richtinggevend zijn voor wet- en regelgeving.
Daarnaast kunnen mensen - iets meer praktisch - vertrouwen hebben in het concrete werk van de overheid en in de procedures die daarbij gehanteerd worden. Dus in datgene wat de overheid in het beleid en de uitvoering van alledag op de mat legt.
In de derde plaats richt vertrouwen van mensen zich toch ook op de individuele vaandeldragers, de vertegenwoordigers van de overheid. Dus op ambtenaren, bestuurders en politici. Op de gezichten, de verpersoonlijkingen, van de verder abstracte overheid.
Deze 3 niveaus zijn met elkaar verweven. De morele grondslagen, de procedures, en de overheidsdienaren vormen 1 geheel.
Nu is het naar mijn waarneming zo dat er op elk van deze 3 niveaus wel wat speelt met betrekking tot vertrouwen.
Wanneer het gaat op de leidende morele principes van ons Nederlandse openbaar bestuur, dan is het beeld over het algemeen positief. Onze multiculturele samenleving leidt daarbij soms wel tot fricties. In het laatste Continu Onderzoek Burgerperspectieven van het Sociaal en Cultureel Planbureau werd de zorg over integratie bevestigd. Vrijwel iedereen onderschrijft het belang van integratie, van meedoen, maar er bestaat verschil van opvatting over wat die integratie precies zou moeten inhouden.
Op het tweede niveau, dat van het concrete beleid en de procedures, is de situatie toch wel wat zorgelijker.
Helaas is het zo dat onze overheid tegenwoordig niet altijd weet te bieden wat de bevolking wel terecht verwacht en van een overheid mag verwachten. Op onderdelen presteert de overheid onder de maat.
We moeten vaststellen dat de overheid een slag moet maken in het verbeteren van de kwaliteit van beleid en voorzieningen.
De overheid zal daartoe naar goede voorbeelden moeten blijven kijken, en ernaar moeten streven om de eigen kernwaarden van een dienstbaar bestuur te versterken.
Daar moet bovendien nog aan worden toegevoegd dat er op het derde niveau, dat van de individuen, ook een en ander speelt. Op het gedrag van mensen die werkzaam zijn in het openbaar bestuur, is wel eens wat aan te merken. Gelukkig gaat het om incidenten, waarbij ambtenaren soms de wet hebben overtreden, of politici moesten aftreden.
Voor wie werkt voor het algemeen belang en met belastinggeld, gelden hoge normen. Dan zit je in een glazen huis. Dan krijg je vertrouwen dat je niet mag beschamen. Daarvan dien je je dus bewust te zijn.
Omdat de burgemeester veel vertrouwen geniet, wordt er op hem of haar een groot beroep gedaan. De burgemeester krijgt van de wetgever steeds meer en vergaande bevoegdheden.
Uiteraard heeft dit invloed op het werk, de ureninzet, en op het beeld van de burgemeester als boegbeeld en verbinder. De bevoegdheden, de verwachtingen die daar al dan niet terecht het gevolg van zijn, en de druk om te handelen, zetten de burgemeester soms ook politiek in de schijnwerpers. Dat kan schadelijk zijn. Denk aan een aanklacht of een slechte pers. We moeten ervoor waken dat het moment bereikt wordt waarop het vertrouwen in de burgemeester afneemt.”
Ambtelijke procedures kloppen niet, participatie is een wassen neus, en in de plaats van degelijk werk en onderzoek schrijven besturen zich met ondeugdelijke argumenten naar hun besluiten toe. Zolang procedures, controle en handhaving niet adequaat zijn zal het vertrouwen van burgers in de overheid steeds verder afnemen. Al jaren achter mekaar krijgen b&w van Amsterdam vanuit de provincie harde kritiek te verduren. En nog steeds blijft Amsterdam achter wat betreft adequate uitvoering van wetten en regels. Zo worden wetgeving en rechtspraak al te vaak genegeerd en wordt de democratische rechtsstaat verder ondermijnd.
Graag draag ik mijn steentje bij aan het informeren van mijn stadsgenoten, maar ik heb niet de indruk dat het bestuur van Zuidoost daar blij mee is. Kritiek, zelfs gefundeerde kritiek, wordt hier niet op prijs gesteld. Daarmee ondergraaft een bestuur zijn eigen bestaansrecht. Het algemene belang dient voorop te staan, niet de belangen van bedrijven of personen die meer dan hun deel van de taart willen.
Ik ben benieuwd hoe het bestuur van Zuidoost zal reageren op de brief die ik uiteindelijk dan maar via mail en aangetekend per post heb opgestuurd met mijn WOB-verzoek om de onderzoeken naar bodem en ecologie die in het Gaasperpark zijn uitgevoerd, boven water te krijgen. Die zijn van het grootste belang voor de evaluatie van de evenementen in ons natuurgebied. Als festivals schade toebrengen aan de bodem, de fauna en flora, de biodiversiteit en ongewenste geluidsoverlast veroorzaken in de hele omgeving dan moeten die festivals maar verkassen naar de grote zalen die Zuidoost rijk is.