Het nieuwe kabinet wil het ‘groenste kabinet’ ooit zijn. De nieuwe coalitie in Amsterdam wil ‘groen en democratie’ promoten. Maar veel zijn we nog niet opgeschoten. Amsterdam gaat gewoon door met het commercieel exploiteren van parken en natuurgebieden. Dat gaat regelrecht in tegen alle ambities. Festivals en restaurants horen niet thuis in het Gaasperpark en andere parken. In plaats van de groengelden te besteden aan behoud en versterking van natuur en biodiversiteit zoals dat in het NNN de bedoeling is, verdwijnt het geld eerst in een langdurig ‘participatieproces’ dat aanstuurt op zoveel mogelijk commerciële exploitatievoorstellen in het NNN om de burgers later dan de schuld te geven als het uit de hand loopt en er nauwelijks nog iets van natuur, laat staan biodiversiteit overblijft.
In Zuidoost lijkt nog steeds de lijfspreuk van Hannah Belliot te gelden: “groen is een wit ding”. Groen is ons aller ding.
WUR: "Natuur, omdat de stad het waard is
In de stad hebben we de natuur keihard nodig, bijvoorbeeld om regenwater af te voeren en hitte te temperen. Bomen zorgen voor schonere lucht, bijen bestuiven bloemen en groen is aantoonbaar goed voor ons welzijn. Bovendien is de natuur in zichzelf al waardevol. Daarom werken Wageningse onderzoekers aan projecten rond bedreigde dieren en planten in de stad, tiny forests, natuur-inclusief bouwen, stadslandbouw en groene bedrijfsterreinen. “Er gebeurt veel, maar er zijn ook nog grote barrières.”
Steden breiden nog steeds uit en in. Daardoor groeit het belang van biodiversiteit, maar houden we er minder van over. Dat schuurt wel. Maar met slimme ideeën en maatregelen kunnen we stadsnatuur bevorderen.
Groeiende steden
Overheden, burgers en bedrijven raken steeds meer doordrongen van het belang van natuur in stedelijke omgevingen. In Nederland en wereldwijd zet de verstedelijking door. Leefde in 1950 30 procent van de wereldbevolking in stedelijke gebieden, nu is dat zo’n 55 procent en in 2050 66 procent, voorspelt de VN. Bovendien gaat de voedselvoorziening voor de groeiende bevolking ten koste van natuurgebieden, die steeds kleiner worden. Het WNF rapporteerde eind oktober 2018 dat de omvang van populaties van in het wild levende dieren de afgelopen vijftig jaar wereldwijd gemiddeld met 60 procent is afgenomen. “Als we niet uitkijken, verdwijnt alle natuur met de verstedelijking”, waarschuwt Snep.
Vleermuizen en mossen
De meeste dieren houden niet van lawaai, menselijke activiteiten en verstoring. Voor ongeveer 10 procent van de plant- en diersoorten vormt de stad echter juist een toevluchtsoord, zag onderzoeker milieu en ecologie Joost Lahr. Deze soorten vinden eten, onderdak en nestgelegenheid aan de stadsranden en in de stad. Bijvoorbeeld rond sportvelden, volkstuintjes en op bedrijfsterreinen waar weinig mensen komen, en in parken, plantsoenen, hofjes, begraafplaatsen en stadswallen.
Slimme groene ideeën
De overheid wil biodiversiteit in steden versterken en wil graag weten hoe dat het beste kan. Lahr ontwikkelt dan ook een model dat beleidsmakers helpt om de effecten van hun maatregelen op de biodiversiteit beter in te schatten. “Voor natuurgebieden gebruikte het Planbureau voor de Leefomgeving dit soort modellen al, maar voor steden en agrarische gebieden nog niet. De toekomstige modellen laten de stressfactoren zien die de natuur onder druk zetten, maar ook de effecten van positieve maatregelen als ecologisch beheer en uitbreiding van groen”, aldus Lahr. Goed beleid op dit vlak is hard nodig volgens hem. “Steden breiden nog steeds uit en in. Daardoor groeit het belang van biodiversiteit, maar houden we er minder van over. Dat schuurt wel. Maar met slimme ideeën en maatregelen kunnen we stadsnatuur bevorderen.” Bijvoorbeeld met nestkasten, groene daken en muren, gevel- en postzegeltuinen, vijvers, kleinere perken naast grotere parken en ecologisch groenbeheer.”
Wanneer gaat men eindelijk inzien dat wij rond de stad al natuurgebieden hebben, en dat het van het allergrootste belang is om die te behouden en te versterken. Al dat gedoe met moestuintjes, stadslandbouw en daktuinen is een druppel op een gloeiende plaat. Ze brengen geen of nauwelijks verbetering, want het groen van de eerste twee wordt na korte tijd geoogst en daarna liggen de velden weer braak; en daktuinen leveren enkel wat verkoeling op voor de onderliggende woningen. Ze zijn maar op minieme schaal nuttig voor het terugdringen van CO2. Het is absurd om het te hebben over postzegeltuinen en ’tiny forests’, mini woudjes, als tegelijk het NNN en onze parken in heel dit land verpest worden door festivals.
Ja, natuurlijk, in een stad waar de auto regeert en er steeds minder groen overblijft, is het een noodzaak om wat te doen aan kleine groenprojecten. Al was het maar om hun symboolfunctie, om het idee dat groen belangrijk is.
Maar de stad zal nooit een serieuze habitat zijn voor fauna en flora. Ook zij verzieken in een vervuilde stad. Het ziet ernaar uit dat wij met een dode mus blij gemaakt en met een kluitje in het riet (als dat er nog is) gestuurd worden.
Ik gun de ‘groene en democratische’ coalitie in Amsterdam een groot succes met zijn autovrije stad. Maar laten we reëel wezen, maak van deze stad geen kafkaiaanse dystopie waarin de werkelijkheid is vervangen door symboolpolitiek als een pleister op een diepe wonde. Behoud in de eerste plaats onze parken en natuurgebieden en houd alle commercie daar ver buiten. Dat zou pas een slim idee en een slimme maatregel zijn.