Begin juni was ik samen met anderen uitgenodigd door de Commissie Brenninkmeijer voor een evaluatie van het bestuurlijk stelsel in Amsterdam. Het rapport kwam gisteren uit. Ik moet het nog lezen. Maar hier kunt u het alvast downloaden. De NRC heeft er al een stukje over.
NRCWeekend: "Amsterdamse bestuurders praten veel, maar werken weinig samen. Zij moeten oog krijgen voor de burger, zegt Alex Brenninkmeijer.
Ambtenaren en politici zijn in Amsterdam vooral met elkaar bezig schrijven ze. Typisch Amsterdams besturen, dat is veel praten (ook over de dingen waar je niet over gaat), weinig samenwerken, tegenstellingen opzoeken en „veel politiek gedoe”.
En de burger? „Die is kansloos”, zegt Brenninkmeijer, zelf geboren Amsterdammer.
Zijn commissie voerde veertig gesprekken en enquêteerde 1.750 betrokkenen van de gemeente en 2.200 Amsterdammers. De hoofdstad heeft „buitengewoon betrokken” bewoners, zegt Brenninkmeijer, die veel ideeën hebben voor hun buurt of over nieuwe vormen van democratie. „Maar als je afhankelijk bent van het bestuur, blijft er van die plannen niks over. Ze gaan gewoon kapot. Mensen zijn zeer teleurgesteld in de gemeente. De organisatie is enorm in zichzelf gekeerd. Het is als burger buitengewoon moeilijk op een fatsoenlijke manier contact te leggen.”
De commissie vond één „ernstige constructiefout” in het bestuurlijk stelsel dat Amsterdam in 2014 invoerde, nadat de Gemeentewet het bestaan van onafhankelijke stadsdeelraden verbood. Namelijk dat Amsterdammers voor twee bestuurslagen mogen stemmen, terwijl bestuurscommissies vrijwel geheel het beleid van de centrale stad uitvoeren. Dat botst, oordeelt de commissie, en verergert het politieke gekonkel.
Een gezonde overheid staat in verbinding met burgers, leerde Brenninkmeijer in zijn tijd als ombudsman. „Dat betekent dat je begint bij de vraag: wat voor effect heeft dit voor mensen? Dat gaat niet over budgetten, niet over bevoegdheden en al helemaal niet over macht. Dat is het woord dat niet uitgesproken mag worden, maar je kunt zeggen dat Amsterdam een speelveld is van machtsoefening. Dat is heel slecht voor een goede verbinding met de burger.”"