Mannetje
De grote groene sabelsprinkhaan (Tettigonia viridissima) is een insect uit de sprinkhanenfamilie sabelsprinkhanen (Tettigoniidae), onderfamilie Tettigoniinae. Deze soort wordt ook wel gewoon als groene sabelsprinkhaan benoemd en abusievelijk wordt de wetenschappelijke naam wel eens als Tettigonia viridis geschreven.
De lichaamskleur is groen, meestal zonder vlekken, soms komen geheel gele exemplaren voor. Op het midden van de rug loopt een bruine streep, van bovenop het halsschild tot de vleugelbasis, en de achterpoten zijn ongeveer twee keer zo lang als de andere twee paar. De twee voelsprieten zijn even lang als het lichaam. De totale lengte ligt ongeveer rond de 8 centimeter, waarvan de vleugels of de legbuis ongeveer de helft bepalen. Het mannetje wordt exclusief vleugels 28 tot 34 millimeter lang, het vrouwtje 27 tot 38 mm. Bij het mannetje zijn de vleugels langer, maar deze heeft geen legbuis. Deze iets gekromde en zijdelings afgeplatte legbuis, vandaar de naam sabelsprinkhaan, wordt onterecht nog wel eens aangezien voor een angel, maar geen enkele sabelsprinkhaan kan ermee steken. Mannetjes hebben relatief lange, naar achteren wijzende cerci.
De grote groene sabelsprinkhaan is een goede springer, er ook kan gevlogen worden bij verstoring of gevaar. Eigenlijk is het eerder wegzweven, want de afstand bedraagt nooit verder dan een tiental meters, er wordt alleen gevlogen na een sprong en er is geen sprake van opstijgen. De mannetjes 'zingen' door de voorvleugels langs elkaar te wrijven, en zijn te horen van drie uur in de middag tot drie uur 's nachts. Het geluid is zeer luid en goed te horen tot een afstand van 100 meter. De vrouwtjes zetten rond september de eitjes af die met de legbuis, ovipositor genaamd, in schorsspleten of in de bodem worden gebracht. De nimfen komen in de lente uit het ei, na te hebben overwinterd. De jonge groene sabelsprinkhanen blijven de eerste vervellingen nog in de lagere begroeiing omdat ze nog niet kunnen vliegen. Pas als ze volwassen worden rond eind juni wordt wat meer op bomen en hogere planten gekropen om beter te kunnen jagen en te zonnen.
Hoewel veel sprinkhanen als schadelijk worden gezien, is deze soort vrij nuttig. Het voedsel bestaat voornamelijk uit andere insecten die op planten leven, prooien worden met de stekelige voorpoten gegrepen en door de sterke kaken aan stukjes geknipt. Ook wordt soms wel aan planten geknaagd maar insecten, waaronder andere sprinkhanen, vormen het belangrijkste voedsel.