De putter is door de bont gekleurde kop van zowel het mannetje als het vrouwtje een onmiskenbare vogel die met geen enkele andere vogel te verwarren is. In de vlucht valt vooral de brede, gele vleugelstreep over de verder zwarte vleugel op. Ook de zang van de putter is duidelijk herkenbaar en bestaat uit een snelle opeenvolging van korte, gevarieerde tonen. De putter laat de zang vooral in de vlucht te horen.
Buiten de broedtijd wordt de putter vaak in groepjes gezien in de buurt van distels. Om deze reden wordt de putter ook wel distelvink genoemd. De snavel van de putter is lang voor een vinkachtige, zodat de vogel makkelijk bij de zaden van distels en klissen kan komen, hierbij hangt de putter vaak ondersteboven.