Echt duizendguldenkruid (Centaurium erythraea) is een plant uit de gentiaanfamilie (Gentianaceae). De soort groeit in België en Nederland op grazige, vochtige plaatsen en in bossen op zandgrond. De soort is vrij zeldzaam.
Het is een weinig vertakte, onbehaarde plant van 5-40 cm hoog, met afgeplatte bloemtrossen.
De bloem is roze tot rood en heeft een doorsnede van 1-1,5 cm. De kroonblaadjes zijn vergroeid tot een buis met vijf uitstaande slippen. De kelk heeft vijf lange smalle tanden. De bloemen vormen afgeplatte trossen die bloeien van juni of juli tot september. De vrucht is een doosvrucht.
De plant heeft tegenoverstaande stengelbladeren. De wortelbladeren zitten in een rozet, dat eirond, elliptisch of iets spatelvormig is.
Plaatselijk vrij algemeen in de Zeeuwse en Hollandse duinen, vrij zeldzaam in Zuid-Limburg, Noord-Brabant, in het oosten van het land en rond Amsterdam, zeldzaam in Flevoland, elders zeer zeldzaam. Deze plant groeit ook aan de zuidzijde van de Gaasperplas.
De naam Centaurium is afkomstig van een Griekse sage. Volgens deze Griekse sage gebruikte de Centaur Chiron de plant als geneeskruid en heelde de wonden van Hercules. Later werd de naam veranderd in centum auri = 100 goudstukken of 100 gulden (waardering van het kruid). In het Nederlands werd het getal met een 0 uitgebreid en werd zo 1000. Erythraea = roodachtig, genoemd naar de kleur van de bloemen. Door de oude Romeinen werd de plaats wegens zijn bittere smaak als fel terrae = aardgal aangeduid. Volgens Dioskuridus is de plant een wondheelmiddel. Zij voert de galachtige en dikke sappen door de stoelgang af, bevordert de menstruatie en helpt bij oogklachten. De plant diende ook als bleekmiddel voor de haren. In de middeleeuwen geloofde men dat de plant werkt als (net als veel andere roodbloeiende planten) anti-demonen middel. Men kon er niet alleen heksen mee verjagen, maar ook met een krans van duizendguldenkruid op het hoofd de heksen in de Johannisnacht naar de Bocksberg zien vliegen (hier vierden zij het zomerzonnewende feest).