De grauwe abeel of grijze abeel (Populus × canescens of Populus canescens (×) syn. P. alba × P. tremula) is een populierensoort uit de sectie Leuce en de subsectie Albidae (abelen). De grauwe abeel is een kruising van de witte abeel met de ratelpopulier en komt voor in Klein-Azië, Zuid- en Midden-Europa. In Nederland wordt de boom al heel lang aangeplant.
De boom kan tot 35 m hoog worden en vormt een dichte kroon met grillig gevormde takken. De bast blijft lang glad en lichtgrijs tot donkergrijsgroen. Bij oude bomen is de dan donker geworden schors netvormig gegroefd. De twijgen zijn licht behaard. De knoppen zijn roodbruin en alleen aan de basis behaard. Eindknoppen zijn groter dan de zijknoppen. De 7-8 cm grote, driehoekige tot eivormige, gelobde bladeren zijn afwisselend geplaatst, hebben bij het uitlopen in april een zilverachtige grauwgroene kleur. Later is de bovenkant glanzend groen en de onderkant viltig grijsgroen tot kaal bruingroen. De bladstelen zijn zijdelings, licht afgeplat en 5 cm lang. In de herfst kleuren de bladeren goudgeel tot geel. De boom heeft een krachtige, oppervlakkige en verspreide wortelgroei. Daarom mogen ze niet dicht bij huizen, wegen en leidingen geplant worden. De wortels kunnen door zachte muren en gaatjes in muren groeien. Ook wegen en leidingen kunnen opgedrukt worden door de wortel.
De grauwe abeel is tweehuizig (er zijn aparte mannelijke en vrouwelijke bomen) en bloeit in Nederland begin februari. De bloeiwijze is een hangend, 3-4 cm lang katje dat meestal voor het uitlopen van het blad verschijnt. Mannelijke bloemkatten hebben 8-15, roodpaarse meeldraden. Ze vallen spoedig af als ze hun werk hebben gedaan (stuifmeel afgeven). Dit geschiedt door de wind (windbestuiving).