Het vlasbekje (Linaria vulgaris), vroeger "vlasleeuwenbek" genaamd, is een algemeen voorkomende, overblijvende plant uit de weegbreefamilie (Plantaginaceae). De plant komt op het hoge noorden na voor in heel Europa en in West-Azië.
De 3-8 cm lange bladeren zijn lancetvormig (3-6 mm breed) en hebben twee kleine steunblaadjes aan de bladvoet.
De planten lijken als ze nog niet bloeien veel op jonge vlasplanten. De plant kan 30-90 cm hoog worden en bloeit in trossen aan de stengeltoppen van juni tot eind september met gele bloemen. Het masker of gehemelte, dat is de welving van de onderlip die de opening van de bloem afsluit, is meestal oranje, soms lichtgeel.
De zaadproductie is zeer groot en kan meer dan 32.000 zaden per plant bedragen.
Doordat de bloem door middel van de onderlip is afgesloten, kan de bestuiving alleen gedaan worden door krachtige insecten zoals hommels of bijen. Omdat de nectar zich achter in het lange spoor bevindt, blijven hierdoor vooral langtongige hommels over.
De plant is waardplant voor de larven van een groot aantal Lepidoptera-soorten en andere insecten zoals wolfsmelkuil (Acronicta euphorbiae), boksbaardvlinder (Amphipyra tragopoginis), gamma-uiltje (Autographa gamma'), vlasbekuiltje (Calophasia lunula), Charidryas gorgone carlota, vlasbekdwergspanner (Eupithecia linariata), heidedwergspanner (Eupithecia satyrata), Falseuncaria ruficiliana, tweekleurige parelmoervlinder (Proclossiana eunomia eunomia), oranje o-vlinder (Pyrrhia umbra), randvlekuil (Rusina ferruginea) en Stenoptilia bipunctidactyla.