Dit is het jaar van de Liefdadigers. Je vindt ze overal. Je struikelt erover. Marc 'Wammes Waggel' Rutte, Jan Kees 'Dorknoper' de Jager, 'Brekel' Bleker, 'Doddeltje' Sap, 'De Canteclaer' Pechtold. Op lokale schaal heb je Marcel la Rose, Emile Jaensch, de voltallige Afdeling Vergunningen, en nog veel meer luitjes van pak-an. Het land bulkt van de Liefdadigers. Zijn staan pal voor 's lands belang, voor de toekomst van de natie, zij stoten het land op in de vaart der volkeren, Amsterdam wordt een Metropool, het Gaasperpark wordt een circusterrein. De gemoederen zijn flink opgeklopt. Het schuimt al bij Ballorig. Goed doen is een behoefte voor al deze lieden. En wat zo mooi is, zij blijven lachen. Enigjes!
Rommeldammers op weg naar pretpark Gaasperpark
De Gaasperparkse grasvelden zijn bedekt met een plantensoort die hier bij voorkeur groeit : de Dactylorhiza majalis subsp. praetermissa, oftewel de rietorchis, en het is dan ook geen wonder dat deze streek zeer gezocht wordt voor het genieten van een picknick in de vrije natuur. De heer Jaensch had er, om nog meer lichtpuntjes in het leven van de bezoekers te brengen, een Open Air muziekevenement doen optrekken, dat veel natuurminnaars trok. Om te verhinderen dat de rietorchissen vertrapt worden door het natuurminnende volk, heeft GrootGroenGebied Rommelland in zijn wijsheid besloten om alvast alle orchideeën te maaien. We blijven lachen!
Terwijl Demissionair Premier Rutte het sado-masochistisch staatsapparaat heeft aangezwengeld en een beroep doet op de diepste roerselen van kapitalistisch calvinistisch Nederland ("In het zweet uws aanschijns zult gij uw brood verdienen"), mag ik mij graag verstouten te verwijzen naar een enig boek waarin ene heer O.B.B. te R. onder het lezen van zijn ochtendblad verzucht: "Zijn er nog heren? vraag ik me in arren moede af, terwijl de ene schuinsmarcherende politicus na de andere verkeersvlegel mijn pagina's vult."
Wees gerust, als ik zo astrant mag zijn, heer Bommel zet misstanden weer recht. De overheid schudt heer Bommel uiteindelijk de hand.
"Namens de gemeente zeg ik je dank, Bommel. Ik geef toe dat ik je voor een zuurpruim heb versleten, toen je geen lichtpuntjes wilde verspreiden en toen je niet wilde blijven lachen. Maar je had het bij het rechte einde; dat zie ik nu in. Deze stad gaat aan het lachen ten onder. Wat valt er eigenlijk te lachen, vraag ik me af? We beleven ernstige tijden; zo is het."
Met deze stichtende woorden wil ik de lezer op het goede pad zetten. De aristocratie, voor wie geld geen rol speelt, verwijs ik naar de geletterde middenstand, waar Dat spreekt te betrekken is (een kortingsbon is aldaar te vinden voor de noodlijdende gegoede burger). Het grauw kan zijn gading vinden alhier: