In 1982 woonde ik in Grubbehoeve. Voor de Floriade had ik een abonnement. Het was maar een paar metrohaltes verder. Er zijn nu nog overblijfselen te vinden van de verschillende exposanten, landen en tuinbedrijven. Jammer genoeg is Groengebied Amstelland bezig met het uitroeien van alle bloeiende elementen in het Gaasperpark. Het park moest zonodig geëxploiteerd worden. De regenten maken er een festivalterrein van. En dat is nooit de bedoeling geweest.
Uit het Amsterdamse Bomenboek (p. 225): "Een van de doelstellingen van de Floriade was om zogenaamde bedreigde flora een plek te geven - net als tien jaar eerder in het Amstelpark in de vorm van heemtuinen."
Floriade
Uitgeverij Helmond/Standaard Uitgeverij,1982
Amsterdam Zuidoost 1982
Bij de totstandkoming van dit boek werkten de samenstellers nauw samen met de Stichting Floriade.
p. 9: Een belangrijke trend, die ook uit dit Floriadeboek blijkt, is de groeiende betekenis van het ‘groen’ in onze samenleving.
p. 11: Het moest een park worden om te flaneren, te genieten van een enkel ‘wild’ plantje, te spelen, te zonnen en te ruiken aan een roos.
p. 13: In het noordelijke gebied van het regionale park zou de internationale tuinbouwtentoonstelling plaatsvinden. De basisopdracht voor de ontwerpers was daarnaast het maken van het regionale park zelf. Al voordat de tentoonstelling werd geopend, stond vast hoe het park er uit moest gaan zien nadat de hekken definitief zouden zijn dicht gegaan.
p. 15: Basis voor de detaillering van het Gaasperplaspark is geweest het zoneringsplan, dat in hoge mate het karakter van de verschillende parkonderdelen bepaalde.
p. 17: Al tijdens het bewuste bezoek aan het gebied eind ’76 kwam vast te staan dat die voorgestelde openheid naar het water toe een onhoudbaar uitgangspunt was. Wat de vele duizenden bezoekers nodig hadden, was beschutting. En die was juist te vinden in een zware beplanting aan de waterkant. Een dergelijke groene gordel zou ook luwte en bescherming opleveren voor de meer windgevoelige en tere gewassen ...
Voor de verdere inrichting van het park kozen de ontwerpers voor een manier van werken die we ‘zonering’ noemen, het aanbrengen van verschillende delen met een eigen karakter. De ontwerpers zelf spreken ook van ‘compartimentering’. De tuinarchitect Zocher paste het principe meer dan honderd jaar geleden al toe. Het ontwerp voor het Amsterdamse Vondelpark is geïnspireerd op deze gedachte.
p. 18: Als regionaal park aan de oevers van de Gaasperplas is in het ontwerp grote nadruk gelegd op het recreëren op een oever aan het water. De bereikbaarheid en bruikbaarheid van die oevers is daarbij een zeer belangrijk uitgangspunt geweest.
Vlonders zorgen voor oeverrecreatie in optima forma: bootjes afmeren, hengelen, genieten van het spelevaren van anderen of het in gemijmer verzonken staren over het water. De ... vlonder biedt ook gehandicapten vrij toegang.
Bomen leveren een belangrijke bijdrage aan het karakter van het park. Door ook in het beplantingsplan een zekere zonering aan te brengen, wordt de herkenbaarheid van de verschillende parkonderdelen versterkt.
p. 19: Een eigen wereldje tussen de verschillende vegetatietypen vormt de duinpan met de omringende hoger gelegen duinflora.
Duizenden kilometers dijk komen in Nederland voor. Ze hebben echter per streek een karakteristieke vegetatie. In de zuidoostelijke hoek van het Gaasperplaspark is zo’n dijkflora tot ontwikkeling gebracht.
p. 20: Het overvloeien van de ene ruimte in de andere of het op een andere manier aan mekaar koppelen ervan geeft de bezoekers een steeds wisselend beeld. Het roept een gevoel van ruimte op, van meer ruimte dan er in werkelijkheid is. Vele bezoekers zouden, toen het park eenmaal werd opengesteld, beamen hoe juist deze effecten waren ingeschat.
Het karakter van het park gaat dan via een halfnatuurlijk gebied over in een natuurlijke zone. Hier, in de zuidoosthoek van het terrein, ruimden de ontwerpers een plaats in voor enkele aangelegde, natuurlijke vegetatietypen. De nog aanwezige, maar door een zandlaag afgedekte oorspronkelijke grondslag bood voldoende mogelijkheden voor onder meer droge en natte duinen, een dijkflora, een laagveengebied en grienden.
p. 21: In de vallei maakte het werken met hoogteverschillen het mogelijk een aaneenschakeling van tuinen te maken zoals Azaleatuin, heidetuin, coniferentuin, rotstuin en grassentuin.
De grassentuin, ontworpen om er een Japanse tuin in aan te leggen, heeft een zeer eigentijds karakter. Het ontstaat door het samenspel van land en water met moerascypressen tot in het water, door veel grind, keien en de lichtgebogen brug.
p. 22: Recreatieve functie voor later
Menige ‘toevallige’ bezoeker van de tentoonstelling zal zich bij het gretig in zich opnemen van de aangeboden schoonheid en bij het genieten van de recreatieve mogelijkheden, wellicht niet hebben gerealiseerd, dat hij in een blijvend stuk natuurgebied liep. Diezelfde bezoeker zal misschien wel de wenkbrauwen fronsen als hij hoort dat het park, ontwerptechnisch gezien, belangrijker was dan de tentoonstelling.
Nog afgezien van het feit dat het ene geprofiteerd heeft van het andere, ... zijn de ontwerpers er altijd vanuit gegaan, dat het terrein niet in de eerste plaats als tentoonstellingspark is opgezet. Steeds heeft het toekomstige recreatiegebied Gaasperplaspark voor ogen gestaan. In die visie was de Floriade slechts een, maar dan wel een fraai ‘incident’. Hun grootste zorg was hoe de in het park geïnvesteerde kapitalen het groen op lange termijn ten goede kwam. Daarom is tijdens de hele voorbereidingsfase voortdurend gekeken naar de dagen van na 10 oktober 1982 toen de Floriade de poorten voorgoed sloot en het gebied als Gaasperpark vast onderdeel werd van het hoofdstedelijk groen.
Toen werd een begin gemaakt met de werkelijke gedaante van het park door bijvoorbeeld het omspitten van de kleurenwaaier en het inzaaien van gras op dezelfde plaats ten behoeve van speel- en ligweiden voor de bevolking van de hoofdstad en zijn bezoekers; door het lichten van de rails van het treintje ten behoeve van een ruiterpad.
p. 24: De watersport met de grote W zal de Gaasperplas links laten liggen. Er is geen directe verbinding met de Gaasp.
Dit alles bracht de ontwerpers ertoe het accent te leggen op de mogelijkheden voor de zogenoemde amfibische recreatie: het verpozen in het overgangsgebied tussen land en water. Een eerste vereiste was de oevers op een voor de recreant plezierige wijze in te richten. Om meer mensen de mogelijkheid te geven van het water te genieten, moest de oever als het ware worden verlengd. Deze uitgangspunten leidden tot sterk gelede oevers waar het water op veel verschillende manieren het park binnenkomt.
De waterlopen doorsnijden het park en bepalen de sfeer ervan. Ze zijn echter ook puur funktioneel. Afgezien van de wel zeer regenachtige aanzet van het tuinbouwevenement, heeft het weer de bezoekers de overige maanden nauwelijks aanleiding gegeven zich te verdiepen in het waterbergende werk van de sloten. Maar allicht hebben de sloten op het moment dat u dit leest, hun reservoirwerking inmiddels al bewezen. Eén ding is zeker: zonder deze waterlopen zou het park bij zware regenval blank komen te staan.
De toren
In het verhaal van de ‘compartimentering’ paste de uitkijktoren niet zo bijzonder. Het uitgangspunt in het ontwerp was toch het park groter te laten lijken dan het in werkelijkheid is. Bovenin de toren had je het eerlijke spel van de ontwerpers met lijnen en vlakken onmiddellijk door. Iets anders was dat de trekpleister op elke plaats de aandacht van de toeschouwer trok. Zoiets komt het ruimtelijk effect niet ten goede.
Inmiddels is dit zoevende geval ... verleden tijd. ... Nu werkt het ruimtelijke beeld dat de makers voor ogen hadden op zijn best. Een oplettende bezoeker zal dit bij een nieuwe wandeling in het park onmiddellijk kunnen beamen.
p. 38: De narcissenhelling vormt een blijvende voorjaarsbode in het Gaasperplaspark.
p. 39: De tentoonstellingsonderdelen thematuinen in de vallei die ook na de Floriade nog te bewonderen zullen zijn, vormen mede door de inrichting van het terrein met grillig aangelegde grondwallen, een aantrekkelijke verfijning van het park.
Aansluitend op de sterk met onze cultuur verbonden thematuinen zou het bosgedeelte eigenlijk een (al te) groot contrast geven. Dat dit niet gebeurt, is alleen te danken aan het geleidelijk in elkaar overlopen van de zones.
De aangrenzende parkonderdelen zijn namelijk het rosarium en de rotstuin. Een groter contrast met een bos zou men zich nauwelijks kunnen voorstellen. Door echter gebruik te maken van botanische rozen, besheesters en bodembedekkende houtige gewassen als wingerd is deze overgang veel minder opmerkelijk. De besheesters in het bosgebied hebben naast hun grote sierwaarde aan het einde van de zomer en in de herfst ook het doel om de vogels tot voedsel te dienen. Vooral meidoorn en lijsterbes vallen in deze tijd van het jaar op door hun grote hoeveelheden bessen.
p. 40: De keuze van de kruidenlaag
Een derde onderdeel van de beplanting komt op naam van een bodembedekking van voornamelijk kruidachtige planten. Uitgangspunt van het ontwerpteam is geweest een volgens plan bedekken van de bodem en een evenwichtig opgebouwde beplanting.
Als aanvulling op de kruidenlaag dienen vele soorten bloeiende planten, waaronder ook in een dergelijke omgeving passende bol- en knolgewassen: bostulp, daslook, lelietje-der-dalen en bosanemoon.
Als onderdeel van de vallei geeft de varentuin een goed beeld wat we in een half natuurlijk gebied met een kruidenvegetatie kunnen bereiken. Want ook elders in het Gaasperplaspark werd in de halfnatuurlijke zone aandacht besteed aan een kruidenlaag onder de heesters. De eerste aanzet vinden we in smalle stroken langs de verschillende hoofdpaden Zo kan er gesproken worden van een fluitekruidpad, een lieve-vrouwe-bedstropad en een toortsenpad, om maar enkele voorbeelden in de verschillende parkgedeelten te noemen.
p. 43: Het intensiefst is er met de kruidenlaag gewerkt in het zuidoostelijke deel van het Gaasperplaspark. De kruiden vormen hier namelijk een essentieel onderdeel van de verschillende aangelegde vegetatietypen. Zonder dat er sprake is van een heemtuin, zijn hier onder meer een dijkflora, een duin- en duinpanflora, een laagveenflora, een elzenbroekbos en grienden bijeen gebracht.
Vegetatietypen: waarom?
Tien jaar geleden werden verschillende vegetatietypen getoond onder het thema ‘bedreigde flora’. Zij zijn in het Amstelpark nog altijd aanwezig. Indertijd werden zij echter ten behoeve van de tentoonstelling rechtstreeks in afgeplagde zoden vanuit natuurgebieden naar Amsterdam overgebracht. Er was dus sprake van een collectie, een staalkaart van wat er in de Nederlandse natuurgebieden nog aanwezig is, maar door toedoen van de mens wordt bedreigd.
Het Gaasperplaspark bracht iets wezenlijks anders tot stand, al ziet het resultaat er misschien bij een oppervlakkige bezichtiging hetzelfde uit. Maar dit is schijn. Niet van elders aangevoerde zoden vormden hier het uitgangsmateriaal, maar uit zaad voorgekweekte wilde planten en ter plaatse uitgezaaide soorten moeten samen de vegetatie vormen. Dit is dus een opbouwen vanaf de basis: na het vormgeven van het terrein tot ontwikkeling brengen van de verschillende vegetaties als schaalmodel van de flora van Nederlandse natuurgebieden.
Vóór de aanleg van het park bestond dit terrein uit een honderd meter brede zandvlakte. Dit zand, aangebracht op de aanwezige slappe veenbodem, moest voor een versteviging van de oeverzone langs de Gaasperplas zorgen. Om die reden was langs de hele oever een vrij zware beschoeiing noodzakelijk.
p. 181: Een pretpark is de Floriade niet geworden. Dat mócht ook niet.