De procedure tegen de verleende omgevingsvergunningen voor Amsterdam Open Air is nu in de laatste fase bij de Raad van State. De zitting heeft plaats in Den Haag op maandag 29 oktober om 10.00 uur. De laatste stukken zijn ingestuurd.
Het zal een voor het NNN zeer belangrijke zitting worden. De gemeente Amsterdam lijkt het NNN - ondanks de nieuwe coalitie die zich graag als ‘groen en democratisch’ ziet - nog steeds niet te respecteren. Wel formeel, maar niet in de praktijk. De gemeente en stadsdeel Zuidoost lijken te volharden in hun boosheid en zijn nog steeds op weg naar het inrichten van het Gaasperpark niet als natuurgebied maar als evenemententerrein. De Provincie Noord-Holland bepaalt het beleid voor het NNN. Er is een wijziging op komst onder andere van art. 19 van de PRV, de Provinciale Ruimtelijke Verordening waarin het NNN geregeld wordt. Zie ook dit artikel.
De gemeenteraad is in een commissie op de hoogte gesteld van twee wijzigingen van de PRV, een over het verleggen van de grenzen van het NNN in verband met camping Zeeburg, en een andere betrof de naamsverandering van EHS in NNN. Maar het belangrijkste stuk over de wijziging van art. 19 waarin in het conceptvoorstel de bestemming ‘natuur’ niet meer verplicht zou zijn voor bestemmingsplannen die betrekking hebben op NNN-gebieden. Let wel, het blijft een natuurgebied, maar deze wijziging geeft kwaadwillende besturen wel de mogelijkheid om besluiten te nemen die weer bij de bestuursrechtbanken en de Raad van State aangevochten zullen worden. Of het is gewoon een manier om het foute bestemmingsplan van Gaasperdam enigszins binnen de wet te houden. In elk geval moeten bestemmingsplannen ook na een wijziging van de PRV het NNN op fatsoenlijke manier borgen.
Nu is het zo dat de bestemming ‘natuur’ niet in het bestemmingsplan Gaasperdam was opgenomen, omdat de verantwoordelijke portefeuillehouder tot in 2013 onterecht beweerde dat de omgeving van de Gaasperplas niet tot de EHS behoorde. Hij was niet toevallig ook bestuurslid van Groengebied Amstelland. Dat heb ik bij hem aangekaart; hij heeft zijn fout (of misleiding?) rechtgezet en sindsdien is de ambtenarij van Amsterdam en stadsdeel verplicht om het NNN waar nodig te vermelden en zoals het in de Structuurvisie Amsterdam 2040 staat: ’te respecteren'. Toch blijft ook in dit kaduke bestemmingsplan Gaasperdam het NNN van kracht.
In Amsterdamse ambtelijke en politieke kringen blijft de natuur nog grotendeels onzichtbaar.
B&W van Amsterdam hebben op het conceptvoorstel van de Provincie (dat natuurlijk al lang en breed onder ambtenaren van stad en provincie onderling is besproken) een advies ingediend waarin ze aangeven blij te zijn met de wijziging van art. 19. Een sigaar uit eigen doos. Maar wat B&W bewust vergeten zijn is het ter kennis stellen van dit advies en ook het bespreken van dit advies in de relevante commissies van de gemeenteraad. Met andere woorden, dit is weer een verdwijntruc om de heikele kwestie van het NNN buiten een democratische besluitvorming te houden. Dat is behoorlijk stuitend voor een coalitie die zich ‘groen en democratisch’ noemt. De onderhandelingen zijn nog aan de gang. Ik hoop dat men wacht op de uitspraak van de Raad van State in bovengenoemde zaken.
De PvdD heeft in de gemeenteraad vragen gesteld over de wijziging van de PRV en het advies van B&W.
Intussen heeft het Rijk ook een Eindrapportage groot project Ecologische Hoofdstructuur aangeboden aan de Tweede Kamer met de behaalde resultaten van het groot project Ecologische Hoofdstructuur.
Enkele citaten hieruit:
"Het kabinet-Rutte II legde de ambitie vast om te komen tot een robuuste EHS. Dat wil zeggen: een plus op de eerdere afspraken van het bestuursakkoord natuur over de herijkte EHS. De EHS wordt robuuster doordat hij, in vergelijking met de herijkte EHS uit het bestuursakkoord natuur, wordt vergroot, kwalitatief wordt verbeterd en verbindingen zullen worden gerealiseerd tussen natuurgebieden onderling en tussen natuurgebieden en hun omgeving. Kortom, de EHS wordt ontwikkeld tot een robuust Natuurnetwerk Nederland.
… Een afdoende planologische bescherming van het natuurnetwerk is essentieel voor het succesvol realiseren ervan.
… In het Natuurpact en in de Wet natuurbescherming (artikel 1.12, eerste en tweede lid) is afgesproken dat provincies het beoogde Natuurnetwerk Nederland (op land) planologisch zullen begrenzen. In het Barro is daarnaast vastgelegd dat provincies via provinciale verordeningen de wezenlijke waarden en kenmerken aanwijzen van de gebieden die zijn opgenomen in het Natuurnetwerk Nederland. Ook is in het Barro geregeld dat provincies regels stellen met betrekking tot het toepassen van het ‘nee, tenzijregime’ en de bescherming van de wezenlijke waarden en kenmerken. Deze provinciale verordeningen zijn kaderstellend voor de planologische bescherming van het Natuurnetwerk Nederland op gemeentelijk niveau (bestemmingsplannen).
… Het natuurbeleid richt zich primair op de bescherming en herstel van de biodiversiteit in Nederland. In het kader van de Vogel- en Habitatrichtlijnen zijn doelstellingen geformuleerd over de bescherming van planten- en diersoorten en habitats. Deze doelen zijn leidend voor het natuurbeleid. Het Natuurnetwerk Nederland draagt in belangrijke mate bij aan het behalen van deze doelen. Er zijn daarnaast nog diverse andere instrumenten, die, omwille van het bredere perspectief, kort worden besproken in dit hoofdstuk. Deze instrumenten richten zich met name op de verbetering van de kwaliteit (milieu-, water- en ruimtelijke condities) binnen en buiten de natuurgebieden.
… Misschien wel het belangrijkste instrument om de kwaliteit van natuurgebieden te verhogen zijn de het herstel- en beheermaatregelen die door de terreinbeherende organisaties worden uitgevoerd.
… In figuur 5.1 is te zien dat de milieucondities in water en natuurgebieden sinds 1990 zijn verbeterd, maar dat zij vaak nog onvoldoende zijn voor duurzaam instandhouding van de biodiversiteit.
… De toename in 2017 van zowel het aantal bedreigde soorten als de gemiddelde mate van bedreiging, laat zien dat het voorzichtige herstel van de voorbije jaren nog broos is.”
Figuur 5.1: De milieudruk op natuur daalt, maar is nog niet op het gewenste niveau (bron PBL)
Zoogdiervereniging: “Onzichtbare natuur wordt niet gezien
De natuurstudie in Nederland is booming. In de eerste plaats door moderne citizen science, maar ook door de wettelijke noodzaak voor informatie over beschermde soorten. Helaas blijft onbekend ook onbemind en vooral een probleem voor soort en maatschappij. Herman Limpens van de Zoogdiervereniging roept op om dit samen op te lossen.
Weten wat waar zit
Wanneer we in een project, op het niveau van de MER, of toetsing voor de Wet natuurbescherming, vragen welke (beschermde) soorten er voorkomen, dan kijken we eerst in de NDFF. Ook wanneer we een verspreidingsatlas willen maken, dan gebruiken we de NDFF.
In praktische zin zijn het de databases van de soortenorganisaties die worden gebruikt als belangrijke bron. Data van specifieke inventarisatie of monitoring projecten maar ook losse waarnemingen komen samen in de NDFF.
Weten wat we niet weten
Een belangrijke vraag is echter, “wat zit er in de NDFF, en wat niet?” Of anders gezegd, “welke gegevens en informatie is zichtbaar, en welke niet?”. In de praktijk komen namelijk veel data, bijvoorbeeld door groene adviesbureaus verzameld voor toetsingen of passende beoordelingen, niet in de NDFF terecht. Soms wil de opdrachtgever het niet. Soms mag het pas nadat het project is afgerond. Het wordt gezien als gevoelige informatie. Soms wil een opdrachtgever er niet voor betalen en heeft het advies bureau geen tijd of geld om het zelf in te voeren. Een partij zoals Rijkswaterstaat – overheid – laat het toevoegen van aan de NDFF juist onderdeel zijn van de opdracht.
Niveaus van ontbrekende informatie
Kwalitatief zijn er verschillende niveaus van ontbreken van data of informatie die er in feite wel is, die ook kan leiden tot verschillende niveaus van risico voor soorten of de planontwikkeling.Basaal is het ‘voorkomen’ van een soort. Stel dat een soort feitelijk wel voorkomt op een locatie en in de ruimere omgeving, maar dat dit niet in de NDFF bekend is. De kans dat de soort vervolgens gevonden wordt in het plangebied is dan kleiner. Als het ontbreken van de soort in de NDFF wordt vertaald naar “niet verwacht”, wordt eventueel nader onderzoek vaak ook niet op die soort gericht. Wordt de soort wel gevonden, dan is het zonder data uit de omgeving moeilijker in te schatten hoe belangrijk de locatie is in relatie tot de ruimere omgeving.
Ook de specifieke functie(s) die een gebied/locatie voor de soort zou kunnen vervullen worden moeilijker herkend. Jagen er nu alleen laatvliegers in die te slopen manege, of wonen ze er ook? Vervolgens blijven ook nieuwevormen van ‘soort x functie–combinaties’ onbekend. Dat heeft tot gevolg dat zo’n combinatie ook in andere gebieden minder makkelijk wordt herkend. Moet ik nou wel of niet alert zijn op een verblijfplaats van watervleermuizen in een brug, een verblijfplaats van rosse vleermuizen in een gebouw of een kraamverblijf van gewone dwergvleermuizen in een boom?
Samen kiezen voor objectieve data en informatie
Voor de juiste beoordeling van potentiële effecten van ruimtelijke ontwikkelingen op soorten, is het van belang wél over die informatie te kunnen beschikken. Data maken het mogelijk goed in te kunnen schatten wat er aan de hand is. Dat leidt tot minder aannames en worst case benaderingen.
Ecologische data en projectontwikkeling zijn een complexe business. We kennen de ecologie van soorten en dosis-effect-relaties niet 100%. Er zijn mensen zijn die het stil houden van de aanwezigheid van soorten voor hun eigen belang misbruiken. Anderen blazen het belang van de aanwezigheid een soort juist op. Dit leidt tot risico’s voor de soort en/of het planproces. Daarom roep ik projectontwikkelaars en adviesbureaus op tot openheid en invoeren van data. We moeten niet bang zijn dat data verkeerd gebruikt worden en daarom informatie geheimhouden. De risico’s die er zijn, worden juist in stand gehouden doordat nieuwe kennis en informatie niet verwerkt kan worden. De belanghebbenden moeten samen staan voor objectieve op data gebaseerde afwegingen.”
Juiste en zo volledig mogelijke informatie over de aanwezigheid van soorten is van het grootste belang ook voor rechtbanken die moeten beslissen of verleende omgevingsvergunningen terecht zijn verleend of onzorgvuldig met voorrang voor de financiële belangen van bijvoorbeeld festivalorganisatoren.